21 februari, 2007

Cito toetst. Maar wat eigenlijk?

Allochtone kinderen krijgen in Amsterdam een lager schooladvies dan op grond van hun CITO-toetsscores gegeven zou moeten worden. Dan was het nog niet zo'n gek idee van GroenLinks Zeeburg dat we het doorverwijzen naar het praktijkonderwijs (niet te verwarren met het VMBO) moesten terugdringen. Maar helemaal juist was het misschien ook niet, omdat er iets geks aan de hand lijkt te zijn met de CITO-toets.

Oorspronkelijk was de CITO-toets bedoeld om het schooladvies dat op de basisschool wordt gegeven te ondersteunen. Inmiddels stellen scholen voor voortgezet onderwijs eisen aan het resultaat dat kinderen hebben gehaald. Daarmee wordt het resultaat dat een kind in een beperkte periode neerzet wel erg bepalend. En omdat dat zo is, gaan ouders die het zich kunnen veroorloven hun kinderen extra trainen op het doen van de CITO-toets. En ouders die het zich niet kunnen veroorloven dus niet.
Ook een wonderlijk fenomeen is het feit dat kinderen met een onderwijsachterstand niet deelnemen aan de CITO-toets. Argument is dat zij zeer waarschijnlijk niet hoger scoren dan minimaal, zodat hun schooladvies ook wel zonder toets kan worden gegeven. En waarom zou je ze dan de teleurstelling van een slecht resultaat laten ondergaan? Daar valt wat voor te zeggen, maar niet mee hoeven doen kan ook worden ervaren als het signaal dat je op je elfde eigenlijk al wordt afgeschreven door de samenleving.
Ondertussen is het voor scholen ook verleidelijk om kinderen met een onderwijsachterstand niet mee te laten doen, omdat zij het resultaat van de school zullen drukken. En dat is niet goed voor de school, want ouders lijken de CITO-resultaten van een school zwaar te laten meewegen bij de keuze van een school voor hun kind.

En zo wordt de CITO-toets voor van alles en nog wat gebruikt en steeds minder voor waar hij voor bedoeld was: het ondersteunen van de leerkracht die een advies moet uitbrengen over de schoolkeuze van zijn leerlingen.

Volgens mij hoeven we ons dus niet zo druk te maken wanneer scholen in afwijking van het CITO-resultaat adviseren. Je mag hopen dat ze dat regelmatig doen: een kind is meer dan een CITO-uitslag. Maar een kind is ook oneindig veel meer dan zijn afkomst. Wanneer Turkse, Marokkaanse en Surinaamse leerlingen structureel een lager advies lijken te krijgen dan hun autochtone klasgenoten, zou dat lagere advies wel eens kunnen samenhangen met een verwachting die is gebaseerd op de afkomst van het kind en niet op zijn individuele capaciteiten en vaardigheden. Dat hoeft helemaal geen bewuste discriminatie te zijn, maar we kunnen het niet accepteren. Het is niet in het belang van het individuele kind en niet in het belang van de samenleving.