16 december, 2011

Triple A

In 2007 was iedereen die er toe deed nog Triple A. Kredietwaardiger dan Triple A kun je niet worden. Alle kredietbeoordelaars vonden al die banken nog buitengewoon kredietwaardig. En iedereen deed dus zaken met iedereen. Verhandelde al die verknipte en samengebundelde rommelhypotheken alsof het broodjes goud waren. Bankiers streken de grootste bonussen op en de kredietbeoordelaars zeiden dat het goed was. En toen opeens donderden de banken in elkaar, met Lehman Brothers natuurlijk als hoogtepunt. De citroenen bleken knollen te zijn. De overheden moesten de banken redden en leenden zich suf. En de bankiers waren hun bonussen kwijt. Leek het.

De kredietbeoordelaars letten tegenwoordig goed op. Zeggen ze. Het is ze niet ontgaan dat al die landen hun staatsschuld hebben laten ontploffen om de banken te redden en de markten gerust te stellen. Ze vinden die landen tegenwoordig echt niet Triple A. Logisch toch, hadden die landen maar niet zoveel moeten lenen. Dus nu zijn ze kritisch en verlagen de status van die landen. Daardoor stijgt de rente die moet worden betaald voor staatsleningen. Een economische wetmatigheid waar de kredietbeoordelaars niets aan kunnen doen. Echt niet. Maar die economische wetmatigheid laat wel publiek geld in particuliere zakken verdwijnen. Van die bankiers natuurlijk weer. Hebben ze toch weer bonussen.

Complot? Misschien. Er zit in ieder geval een mooie thriller in. Ik denk dat het vooral een blind en onverwoestbaar geloof in de markt is. Een heel simpel “markt is goed, overheid is slecht”. Als de markt zichzelf onbegrijpelijke financiële producten verkoopt, dan is dat innovatie en verdient het waardering. Leent de overheid geld om banken overeind te houden, dan is het belastinggeld dat per definitie in bodemloze putten wordt gegooid. En zo lang het blinde geloof in de markt bestaat, zullen bankiers onder alle omstandigheden bonussen opstrijken. Hooguit stellen ze de bonussen een jaartje uit omdat er teveel gewone mensen meekijken.