Boos, maar niet bang
Een paar
dagen geleden stelde een VVD kamerlid voor mensen die in
demonstraties hun steun betuigden aan IS, aan
te merken als terroristen
en hen als zodanig voor de rechter te brengen. Ik word er onrustig
van. Het behoeft geen betoog dat mensen die tijdens demonstraties hun
steun aan IS betuigen, nogal de weg kwijt zijn. Het valt zelfs niet
uit te sluiten dat sommige van hen overwegen ergens in Irak mee te
gaan strijden. Maar om mensen als terrorist te vervolgen omdat ze in
een demonstratie foute dingen roepen, is een weg die we niet op
moeten.
Als het
strafrechtelijk fout is wat ze roepen, dan kunnen ze daarvoor ook al
vervolgd en veroordeeld worden zonder dat hun gedrag als terrorisme
gekwalificeerd hoeft te worden. Natuurlijk, die kwalificatie maakt
het mogelijk een zwaardere straf op te leggen, maar ik vermoed dat
zonder die kwalificatie de uiteindelijke strafmaat ook wel bereikt
kan worden. Nodig is het dus niet.
Sterker
nog, het is nog maar de vraag of die uitlatingen in strafrechtelijke
zin überhaupt aan te merken zijn als terroristisch. Dan moeten ze
bewust gericht zijn op het zaaien van angst, en moeten de uitlatingen
redelijkerwijs ook angst tot gevolg kunnen hebben. Ik vraag me af of
het Openbaar Ministerie dat bewijsrechtelijk allemaal rond zou kunnen
krijgen. Leggen ze het wel ten laste, maar is het bewijs te dun, dan
zal een rechter moeten besluiten tot vrijspraak. Dat lijkt me
helemaal ongewenst. Dan liever een eenvoudige, maar succesvolle
vervolging wegens oproepen tot haat.
Als je
al vindt dat het strafrecht effectief aan de slag moet met de
uitlatingen van deze mensen, is het zinvoller extra geld uit te
trekken voor een justitieel apparaat dat de laatste tijd wat
overbelast lijkt te zijn. In die zin is de oproep van het VVD
kamerlid ook een beetje goedkoop.
Uitlatingen
van mensen die van sympathie getuigen voor IS kwalificeren als
terroristisch en als zodanig vervolgen, is niet alleen onnodig en een
beetje goedkoop, het is ook ongewenst. Het is – hoe fout die
uitlatingen ook zijn – een verdere inperking van de
uitingsvrijheid. Die inperking is er al, omdat oproepen tot
discriminatie, haat of genocide strafbaar zijn. Die oproepen
vervolgens kwalificeren als terroristisch, met alle consequenties van
dien, maakt die inperking alleen maar groter. Inperkingen van de
uitingsvrijheid zijn soms nodig, maar blijven ongewenst, en moeten
dus zo klein mogelijk blijven. Wanneer ze toch groter worden gemaakt,
kunnen ze tot effect hebben dat mensen onnodig of overdreven
terughoudend worden in hun uitingen. Dat moet je niet hebben in een
democratische rechtstaat. In een democratische rechtstaat bemoeit de
overheid zich bij voorkeur niet, en anders zo min mogelijk met wat
mensen zeggen. In een democratische rechtstaat moet mensen niet
alleen vrij zijn om hun gedachten te uiten, ze moeten zich ook vrij
voelen om dat te doen.
Maar wat
betekent het eigenlijk, als we die uitspraken kwalificeren als
terrorisme? En dan niet in strafrechtelijke zin, maar in
maatschappelijke zin. Doel van terrorisme is door middel van het
plegen van aanslagen en dergelijke, mensen angst aanjagen. Een sterke
dreiging met die aanslagen, kan ook al terrorisme zijn. Het spijt me
wel, maar ik word er niet bang van de uitlatingen van de
IS-sympathisanten. En niemand niet. We vinden het afschuwelijk wat IS
doet, en dus vinden we het afschuwelijk als mensen in Nederland
getuigen van hun sympathie daarvoor. Maar bang worden we er niet van.
Boos, dat wel. Maar niet bang. En als we er al bang van zouden
worden, dan zouden we die angst moeten verbergen. Verbergen onder
onze ambitie om onze democratische rechtstaat te behouden.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home