15 augustus, 2014

Boos, maar niet bang

Een paar dagen geleden stelde een VVD kamerlid voor mensen die in demonstraties hun steun betuigden aan IS, aan te merken als terroristen en hen als zodanig voor de rechter te brengen. Ik word er onrustig van. Het behoeft geen betoog dat mensen die tijdens demonstraties hun steun aan IS betuigen, nogal de weg kwijt zijn. Het valt zelfs niet uit te sluiten dat sommige van hen overwegen ergens in Irak mee te gaan strijden. Maar om mensen als terrorist te vervolgen omdat ze in een demonstratie foute dingen roepen, is een weg die we niet op moeten.

Als het strafrechtelijk fout is wat ze roepen, dan kunnen ze daarvoor ook al vervolgd en veroordeeld worden zonder dat hun gedrag als terrorisme gekwalificeerd hoeft te worden. Natuurlijk, die kwalificatie maakt het mogelijk een zwaardere straf op te leggen, maar ik vermoed dat zonder die kwalificatie de uiteindelijke strafmaat ook wel bereikt kan worden. Nodig is het dus niet.
Sterker nog, het is nog maar de vraag of die uitlatingen in strafrechtelijke zin überhaupt aan te merken zijn als terroristisch. Dan moeten ze bewust gericht zijn op het zaaien van angst, en moeten de uitlatingen redelijkerwijs ook angst tot gevolg kunnen hebben. Ik vraag me af of het Openbaar Ministerie dat bewijsrechtelijk allemaal rond zou kunnen krijgen. Leggen ze het wel ten laste, maar is het bewijs te dun, dan zal een rechter moeten besluiten tot vrijspraak. Dat lijkt me helemaal ongewenst. Dan liever een eenvoudige, maar succesvolle vervolging wegens oproepen tot haat.
Als je al vindt dat het strafrecht effectief aan de slag moet met de uitlatingen van deze mensen, is het zinvoller extra geld uit te trekken voor een justitieel apparaat dat de laatste tijd wat overbelast lijkt te zijn. In die zin is de oproep van het VVD kamerlid ook een beetje goedkoop.

Uitlatingen van mensen die van sympathie getuigen voor IS kwalificeren als terroristisch en als zodanig vervolgen, is niet alleen onnodig en een beetje goedkoop, het is ook ongewenst. Het is – hoe fout die uitlatingen ook zijn – een verdere inperking van de uitingsvrijheid. Die inperking is er al, omdat oproepen tot discriminatie, haat of genocide strafbaar zijn. Die oproepen vervolgens kwalificeren als terroristisch, met alle consequenties van dien, maakt die inperking alleen maar groter. Inperkingen van de uitingsvrijheid zijn soms nodig, maar blijven ongewenst, en moeten dus zo klein mogelijk blijven. Wanneer ze toch groter worden gemaakt, kunnen ze tot effect hebben dat mensen onnodig of overdreven terughoudend worden in hun uitingen. Dat moet je niet hebben in een democratische rechtstaat. In een democratische rechtstaat bemoeit de overheid zich bij voorkeur niet, en anders zo min mogelijk met wat mensen zeggen. In een democratische rechtstaat moet mensen niet alleen vrij zijn om hun gedachten te uiten, ze moeten zich ook vrij voelen om dat te doen.
Maar wat betekent het eigenlijk, als we die uitspraken kwalificeren als terrorisme? En dan niet in strafrechtelijke zin, maar in maatschappelijke zin. Doel van terrorisme is door middel van het plegen van aanslagen en dergelijke, mensen angst aanjagen. Een sterke dreiging met die aanslagen, kan ook al terrorisme zijn. Het spijt me wel, maar ik word er niet bang van de uitlatingen van de IS-sympathisanten. En niemand niet. We vinden het afschuwelijk wat IS doet, en dus vinden we het afschuwelijk als mensen in Nederland getuigen van hun sympathie daarvoor. Maar bang worden we er niet van. Boos, dat wel. Maar niet bang. En als we er al bang van zouden worden, dan zouden we die angst moeten verbergen. Verbergen onder onze ambitie om onze democratische rechtstaat te behouden.