Brullende Achterban
Onderstaand mijn column voor Stopera
op Zondag van 23 maart van dit jaar, net na de gemeenteraadsverkiezingen. Een paar dagen later las ik hem
voor bij mijn afscheid van de Amsterdamse gemeenteraad. Helaas is hij
nog steeds hopeloos actueel.
Zo, de
verkiezingen zijn geweest. Woensdag ben ik definitief geen raadslid
meer. Ik zou eens lekker mijn hart kunnen luchten, over vier jaar
raadslidmaatschap voor GroenLinks bijvoorbeeld, maar die behoefte heb
ik niet. Ik heb mijn werk de afgelopen vier jaar met veel plezier
gedaan en niet zonder resultaat al zeg ik het zelf. Ook heb ik best
iets te melden over de verkiezingsuitslag in onze stad. Een
aardverschuiving. En historisch. Meer dan historisch, eenvoudig omdat
de Partij van de Arbeid niet meer de grootste partij van de stad is.
En niet zo'n beetje niet de grootste partij, maar heel erg niet de
grootste partij.
Het is
allemaal gedenkwaardig, maar mijn hart hoef ik er niet over te
luchten. Mijn hart wil ik luchten over de politicus die zijn
achterban op de avond van de verkiezingsuitslag vroeg of ze meer of
minder Marokkanen wilden. En zijn achterban brulde: minder, minder.
De politicus zei: ‘Dat gaan we regelen.' Daar word ik pisnijdig
van. Een samenleving die mensen uitsluit, dondert in de afgrond. Een
samenleving die haar eigen burgers niet respecteert, wat hun
achtergrond ook is, respecteert zichzelf niet. Ik ben Amsterdammer,
maar nu wil ik ook een Marokkaanse Amsterdammer zijn. De brullende
achterban brult tegen mijn medeburgers. Mensen met wie ik bij
dezelfde winkel boodschappen doe. Mensen die bij mijn kinderen in de
klas zitten. Mensen die ik tegenkom bij de sportschool. Mensen met
wie ik jarenlang heb gewerkt. Mensen met wie ik nog steeds werk.
Mensen met wie ik bevriend ben.
Ik wil
graag dat mijn stad een antwoord geeft aan die brullende achterban.
Geen verklaring, maar een daad. Een daad die laat zien dat mijn stad
er voor iedereen is, voor werkelijk iedereen. Voor iedereen die hier
woont, of hij er nu geboren is of terecht is gekomen. Omdat mijn stad
het niet pikt dat stadgenoten bedreigd worden met uitzetting vanwege
wie ze zijn.
Mijn
fractiegenoot Marieke van Doorninck diende enige tijd geleden een
voorstel in getiteld: Perspectief bieden, een proactiefvreemdelingenbeleid. In Amsterdam worstelen we al lange tijd met de
opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers en andere
ongedocumenteerden. Wij hebben deze mensen gezien aan de Notweg, in
de Vluchtkerk en in de Vluchtgarage. Het is de taak van het Rijk om
hen op te vangen, maar het Rijk doet het niet. Mensen die niet terug
kunnen naar hun land van herkomst of nog een beroepsprocedure hebben
lopen, worden zonder pardon op straat gezet. Aan deze mensen moet de
stad perspectief bieden, hen steunen bij nieuwe asielaanvragen en hen
helpen met hun psychiatrische problemen en voorbereiden op hun
eventuele terugkeer. De gemeenteraad stemde in zijn laatste
vergadering in met dit voorstel. De burgemeester wil er graag mee aan
de slag gaan. Amsterdam laat, in tegenstelling tot het Rijk, de
vluchtelingen niet in de kou staan. Het geld dat daarvoor echter
nodig is, is nog niet gevonden. Dat lijkt mij het antwoord van
Amsterdam aan de brullende achterban. Onze stad trekt haar
portemonnee om mensen op te vangen in plaats van hen er zonder pardon
uit te gooien. Wat zou het mooi zijn als de mensen die onderhandelen
over een nieuw bestuursakkoord dat geld zouden regelen zodat
Amsterdam het niet laat bij een verklaring van afschuw, maar laat
zien dat het ernst is met heldhaftig, vastberaden en barmhartig.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home