22 augustus, 2014

Brullende Achterban

Onderstaand mijn column voor Stopera op Zondag van 23 maart van dit jaar, net na de gemeenteraadsverkiezingen. Een paar dagen later las ik hem voor bij mijn afscheid van de Amsterdamse gemeenteraad. Helaas is hij nog steeds hopeloos actueel.


Zo, de verkiezingen zijn geweest. Woensdag ben ik definitief geen raadslid meer. Ik zou eens lekker mijn hart kunnen luchten, over vier jaar raadslidmaatschap voor GroenLinks bijvoorbeeld, maar die behoefte heb ik niet. Ik heb mijn werk de afgelopen vier jaar met veel plezier gedaan en niet zonder resultaat al zeg ik het zelf. Ook heb ik best iets te melden over de verkiezingsuitslag in onze stad. Een aardverschuiving. En historisch. Meer dan historisch, eenvoudig omdat de Partij van de Arbeid niet meer de grootste partij van de stad is. En niet zo'n beetje niet de grootste partij, maar heel erg niet de grootste partij.

Het is allemaal gedenkwaardig, maar mijn hart hoef ik er niet over te luchten. Mijn hart wil ik luchten over de politicus die zijn achterban op de avond van de verkiezingsuitslag vroeg of ze meer of minder Marokkanen wilden. En zijn achterban brulde: minder, minder. De politicus zei: ‘Dat gaan we regelen.' Daar word ik pisnijdig van. Een samenleving die mensen uitsluit, dondert in de afgrond. Een samenleving die haar eigen burgers niet respecteert, wat hun achtergrond ook is, respecteert zichzelf niet. Ik ben Amsterdammer, maar nu wil ik ook een Marokkaanse Amsterdammer zijn. De brullende achterban brult tegen mijn medeburgers. Mensen met wie ik bij dezelfde winkel boodschappen doe. Mensen die bij mijn kinderen in de klas zitten. Mensen die ik tegenkom bij de sportschool. Mensen met wie ik jarenlang heb gewerkt. Mensen met wie ik nog steeds werk. Mensen met wie ik bevriend ben.

Ik wil graag dat mijn stad een antwoord geeft aan die brullende achterban. Geen verklaring, maar een daad. Een daad die laat zien dat mijn stad er voor iedereen is, voor werkelijk iedereen. Voor iedereen die hier woont, of hij er nu geboren is of terecht is gekomen. Omdat mijn stad het niet pikt dat stadgenoten bedreigd worden met uitzetting vanwege wie ze zijn.

Mijn fractiegenoot Marieke van Doorninck diende enige tijd geleden een voorstel in getiteld: Perspectief bieden, een proactiefvreemdelingenbeleid. In Amsterdam worstelen we al lange tijd met de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers en andere ongedocumenteerden. Wij hebben deze mensen gezien aan de Notweg, in de Vluchtkerk en in de Vluchtgarage. Het is de taak van het Rijk om hen op te vangen, maar het Rijk doet het niet. Mensen die niet terug kunnen naar hun land van herkomst of nog een beroepsprocedure hebben lopen, worden zonder pardon op straat gezet. Aan deze mensen moet de stad perspectief bieden, hen steunen bij nieuwe asielaanvragen en hen helpen met hun psychiatrische problemen en voorbereiden op hun eventuele terugkeer. De gemeenteraad stemde in zijn laatste vergadering in met dit voorstel. De burgemeester wil er graag mee aan de slag gaan. Amsterdam laat, in tegenstelling tot het Rijk, de vluchtelingen niet in de kou staan. Het geld dat daarvoor echter nodig is, is nog niet gevonden. Dat lijkt mij het antwoord van Amsterdam aan de brullende achterban. Onze stad trekt haar portemonnee om mensen op te vangen in plaats van hen er zonder pardon uit te gooien. Wat zou het mooi zijn als de mensen die onderhandelen over een nieuw bestuursakkoord dat geld zouden regelen zodat Amsterdam het niet laat bij een verklaring van afschuw, maar laat zien dat het ernst is met heldhaftig, vastberaden en barmhartig.