30 september, 2014

Kom maar door met die Robots

Er zijn van die verhalen, waarvan je misschien maar beter niet moet achterhalen of ze waar zijn. Daar zijn ze te mooi voor. Zo'n verhaal is wat mij betreft de geschiedenis van de president-directeur van General Motors, die ooit aan een van de vakbondsmannen de nieuwe, geheel geautomatiseerde productielijn voor de nieuwste Chevrolet liet zien. Een klinische, blinkende hal, waar robotarmen auto's in elkaar sleutelden. Wijzend naar dit staaltje vernuft zei de president-directeur tegen de vakbondsman: “mooi hè, en ze staken ook niet”. Dat moest de vakbondsman beamen, en vroeg toen: “maar kopen ze ook auto's?”

Minister Asscher luidde gisteren de noodklok over de toenemende robotisering. Die gaat banen kosten, zonder dat we weten of er ook nieuwe voor in de plaats zullen komen. Alle onheilsverhalen worden vergezeld van de mededeling dat voorspellingen over enorme werkeloosheid als gevolg van technologische voortgang nooit zijn uitgekomen. Maar wie camera's ziet bewaken, stofzuigers zelfstandig ziet stofzuigen en robots helemaal alleen auto's in elkaar ziet zetten, bekruipt toch het gevoel, dat het nu wel eens waar zou kunnen zijn.

Robotisering zou niet alleen werknemers te denken moeten geven, maar ook ondernemers. Want wat heeft het voor zin om te produceren, als er geen klanten meer zijn? Natuurlijk, ook nu leven we in een samenleving waarin veel mensen absoluut niet in staat zijn alle nieuwe producten en diensten te consumeren. Die twee of drie baantjes moeten hebben om rond te komen. En baantjes, geen banen; oproepcontracten, contract-hoppend en meer van dat soort flex-narigheid. Maar werkgelegenheid en welvaart zijn nog steeds zo groot, dat vooral heel veel mensen dat wel kunnen. Hoe dan ook, de wal zal een keer het schip keren. Hoeveel consumenten kan een markt kwijt raken, zonder in de problemen te komen? Bovendien, te veel verliezers in een samenleving geeft onrust, en onrust, zoals bekend, is bad for business.

Als de opbrengsten van de robotisering ook de werknemers ten goede zouden komen, zou dat natuurlijk een zegen zijn. Dan kunnen de werknemers volstaan met minder uren te werken per dag. Meer mensen zouden aan de slag kunnen. En ook de zo vurig gewenste participatiesamenleving zou er een enorme boost van kunnen krijgen. Wie niet zoveel uren naar zijn werk hoeft, omdat een robot meewerkt, maar nog steeds een inkomen heeft, kan voor bejaarde ouders zorgen of lekker in de buurt aan de slag gaan.

Daar zou de discussie over moeten gaan. Hoe verdelen we de waarde die robots creëren? Gaat die naar de ondernemers, of naar iedereen? Keynes, Skidelsky & Piketty, kom er maar in!

25 september, 2014

Nog een Bestel om op te blazen?

Een interview met Roger van Boxtel, vanochtend in de Volkskrant. Een goed interview. Van Boxtel neemt na 10 afscheid als hoogste baas van zorgverzekeraar Menzis. Een mooie gelegenheid voor een gesprek. En hij hield zich niet op de vlakte.

Onthullend – of keihard bevestigend – is zijn verhaal over de ontwikkelingen in zorgverzekeraarsland. De gedachte is dat iedere Nederlander bij iedere verzekeringsmaatschappij een basisverzekering moet kunnen afsluiten. Zonder dat hij of zij aan alle kanten wordt beknepen en bevoeld, dus ook als hij of zij een chronische ziekte heeft, of een groot risico daarop loopt. Iedereen verzekerd, dat was het idee. Hoe nodig dat is, laten de Verenigde Staten zien. Daar is geen acceptatieplicht, en ook geen verzekeringsplicht, zodat miljoenen Amerikanen het moeten doen zonder ziektekostenverzekering. Enfin, Obamacare en zo.
In Nederland moet je je verzekeren. In Nederland moeten verzekeringsmaatschappijen je accepteren. Dat doen ze dus niet allemaal, vertelt Van Boxtel, en het is goed dat hij dat doet. Natuurlijk, naar de letter houden die verzekeraars zich er wel aan. Als je het ze vraagt, zal iedere ziektekostenverzekeraar zeggen dat ze iedereen accepteren. Maar sommige spelen het spel zo, dat de dure patiënten hun deur voorbij gaan. Op termijn valt dat voor verzekeraars die nergens moeilijk over doen, natuurlijk niet vol te houden. Het is een van de nare bijwerkingen van marktwerking. Het vraagt om actief toezicht, en actief ingrijpen in de markt door de overheid. Maar ja, in Nederland moeten we het doen met de Nationale Zorg Autoriteit...

Op een andere manier onthullend – of keihard bevestigend – zijn de bespiegelingen van Van Boxtel over zijn salaris. Dat mag er met 280.000 euro op jaarbasis wezen. Van Boxtel is de zoveelste bestuurder van een grote organisatie die er niet in slaagt om duidelijk te maken waarom dat salaris klopt. Er zijn afspraken voor zijn branche, en daar houdt Menzis zich aan. En er is een maximum afgesproken, en daar zit hij onder. En dan komt het. Het zou al die mensen die moeite hebben om rond te komen, toch niet helpen als hij zou inleveren. En als hij een fout maakt, loopt hij het risico pardoes op straat te staan. Het wringt, kortom, aan alle kanten, het verhaal van Van Boxtel over het salaris van Van Boxtel.

Maar echt interessant wordt het aan het einde, en dan vraagt de Volkskrant niet door. Van Boxtel zegt over dat risico dat hij loopt: “De kwaliteit van de governance is bepalend. De commissarissen en de ledenraad zijn de kritische massa en rekenen je af. Want let wel: zorgverzekeraars zijn coöperaties, maar het vermogen, het bedrijf is van de verzekerden. Dat wordt wel eens vergeten in de valse debatten over marktwerking in de zorg.” Het “maar” is alleen al intrigerend, want ik denk dat er “en” had moeten staan. Want een zorgverzekeraar die een coöperatie is, heeft natuurlijk alleen maar verzekerden als leden. Misschien hebben de interviewers het niet zo goed begrepen, wat al zou verklaren dat er niet is doorgevraagd. Want als de debatten over marktwerking in de zorg al vals zijn, waarom zijn ze dat dan volgens Van Boxtel? Zorgverzekeraars hoeven als coöperaties geen winst te maken, maar waarom concurreren ze dan zo hard met elkaar? Waarom trekken ze dan zoveel geld uit om reclame te maken, terwijl ze een product hebben, waarvan bij wet is vastgelegd dat iedere Nederlander het moet kopen? En als al die zorgverzekeraars coöperaties zijn, waarom zeggen ze dan nooit dat we leden zijn, en spreken ze ons als klanten? Al die jaren dat ik premie betaalde, ben ik niet uitgenodigd om te stemmen voor een ledenraad. Het zou natuurlijk kunnen dat ik er niet erg op lette, maar mijn oproepkaart voor verkiezingen en vakbondsreferenda heb ik ooit nooit gemist...

Misschien dat de Volkskrant nog een keer langs kan gaan bij Van Boxtel. En dan eens een lang gesprek met hem hebben over de zeggenschap van verzekerden, en hoe je dat hele zorgverzekeringsstelsel zou moeten reorganiseren. Ik bedoel, de man is niet alleen de baas van Menzis, hij is ook de baas van D66 in de Eerste Kamer. Ooit was dat de partij die het bestel wilde opblazen en de kiezer veel meer directe zeggenschap wilde geven. Van mij mogen ze er een hele Sir Edmund mee vullen. Ben ik de hele zaterdag zoet.

17 september, 2014

Het Nieuwe Aanbesteden


Eigenlijk is er met aanbesteden niet zo veel mis. Een organisatie wil een produkt (of dienst) hebben en zoekt een partij die dat produkt kan leveren. De organisatie wil graag dat het produkt voldoet aan bepaalde eisen en wil er niet meer dan een redelijke prijs voor betalen. Dan is het niet zo gek om verschillende leveranciers te vragen wat ze kunnen bieden, wat het moet kosten en dan te kiezen voor het beste aanbod. Iedereen doet het. Een geavanceerde manier om dat te doen, noemen we aanbesteden.

In de wereld van zorg en welzijn gaat het bij dat geavanceerde nog wel eens mis. Aanbesteden in zorg en welzijn is meer dan drie offertes opvragen voor het schilderen van het plafond. Je moet jezelf afvragen wat je nou eigenlijk wilt hebben, en daarvoor moet je beschikken over visie en kennis. Mis je een van beide, dan is de bestelling die je doet, gewoon niet goed genoeg. En voor aanbesteden geldt: je krijgt wat je vraagt. Als je het verkeerde vraagt, krijg je het verkeerde.

Dat is wat je ziet gebeuren bij aanbestedingen van sommige gemeenten op het gebied van zorg en welzijn. Die willen prijzen die onder de bodemprijzen liggen, en toch een redelijke kwaliteit. Maar ja, if you pay peanuts, you get monkeys! Of ze willen zich niet binden, en contracteren voor een periode van een of twee jaar. Dat is voor een aanbieder een veel te korte periode om (financieel en sociaal!) rendabel te investeren. De hoop op verlenging, of de wens voet aan de grond te krijgen, kan er dan nog voor zorgen dat de opdracht niet minimaler dan minimaal wordt uitgevoerd. Nou ja, dat, en de professionele eer van de mensen op de werkvloer. Maar al te lang kun je daar ook niet op speculeren. Ook worden aanbestedingen zo in elkaar gesleuteld dat alleen grote, professionele partijen in aanmerking komen. Daar sneuvelen dan dus ook de sociale firma’s en initiatieven van burgers. En die vonden we nou net zo sympathiek.

Aanbesteden heeft een slechte naam gekregen, door fouten, misbruik, ongelukken en onhandigheid. Vandaar dat iedereen op de banken staat als het gaat over maatschappelijk aanbesteden, buurtbesteden of bestuurlijk aanbesteden. Omdat het niet het normale aanbesteden is en de belofte in zich draagt van kwaliteit van dienstverlening, een prettige manier van omgaan met elkaar en ruimte voor andere aanbieders dan de grote professionele partijen.

Het zal nog de nodige moeite kosten om van het oude aanbesteden af te komen. Omdat er tal van gevestigde belangen mee zijn gemoeid, omdat het een prima manier is om je bezuinigingen te vermommen. Wat dan niet helpt, is die hoeveelheid namen die in omloop is. Het beestje moet een naam hebben, maar dan wel een die je makkelijk omarmt. Niet een die gelijk stof is voor discussie. Het gaat hier niet om ideologische scherpslijperij, of semantiek op de vierkante centimeter. Wie van het oude aanbesteden af wil, heeft een stevige strijd te gaan. Die strijd wordt gevoerd met argumenten, maar ook met aantrekkelijke vergezichten en de juiste woorden. Het is, kortom, ook een kwestie van sales. En daar hoort een aantrekkelijke naam bij.

Mag ik Het Nieuwe Aanbesteden voorstellen? Het Nieuwe Werken heeft tenslotte ook veel plezier gehad van Het Nieuwe Werken, terwijl je toch moeilijk kunt volhouden dat iedereen van Het Nieuwe Werken weet wat het inhoudt. Maar het klinkt lekker.

13 september, 2014

Niets te verbergen, toch bang

Voor me ligt een brief van de Jeugdgezondheidszorg. Een oproep voor een onderzoek van mijn dochter van 10. Het wordt uitgevoerd door de GGD. Een waslijst van vragen, met de verzekering dat alle antwoorden vertrouwelijk zullen worden behandeld. En de uitnodiging om deel te nemen aan een fysiek onderzoek, waarbij in ieder geval lengte en gewicht zullen worden gemeten. Mocht blijken van problemen, dan zullen die alleen met mijn toestemming worden besproken met de school.

Wie niets te verbergen heeft, heeft ook niets te vrezen. Het is het mantra waarmee de overheid bestanden koppelt, camera's ophangt en preventief fouilleert. Het gaat goed met mijn dochter, dus te verbergen heb ik niets. Toch vrees ik.

Ik zal niet beweren dat de overheid digitaal zo lek is als een mandje, want daarvoor heb ik te weinig verstand van ICT. Maar digitaal zit het daar niet op slot. Hackers liggen op de loer, aktentassen worden vergeten in de trein en soms verschijnt een bestand gewoon per ongeluk op een website. En wie weet zitten de antwoorden die ik heb gegeven over mijn dochter daar dan gewoon bij. Daar zit dan gelukkig niks bezwarends tussen, maar ik wil gewoon niet dat wildvreemde mensen medische informatie over mijn dochter kunnen lezen.

Er werken bij de overheid tal van mensen met goede bedoelingen. Die zijn meestal heel zorgvuldig, maar niet altijd. Of ze zijn overbezorgd. Dan staat er in Huizen opeens de politie op de stoep, omdat de overheid vreest dat ouders verkeerde dingen met hun kinderen willen doen. En niet ik vond dat de overheid daar een scheve schaats reed, maar de rechter. Wat gaat er gebeuren met de onschuldige opmerking dat mijn dochter wel eens lekker lang ligt te lezen voor het slapen gaan? Stort een zeer betrokken medewerker zich dan niet op de slaapdeprivatie die ik mijn kind aan doe?

In de brief zit geen mededeling dat ik kan besluiten mij kind niet mee te laten doen aan het onderzoek. Het suggereert dat de Jeugdgezondheidszorg dat echt geen optie vindt. Misschien zou het ook wel geen verstandig besluit zijn. Als ik zou besluiten mijn dochter niet aan het onderzoek deel te laten nemen, zou dat zomaar geïnterpreteerd kunnen worden als het signaal van een misstand. En bij misstanden moet worden ingegrepen. Dan zijn we nog veel verder van huis.

Opvallend is ook dat de brief niet ingaat op het nut van het onderzoek voor mij of mijn kind. De afzender vindt dat nut vanzelfsprekend. Dat is eigenlijk een beetje gek, want zo op het oog is er niets mis met mijn kind. Voor borstkanker is er preventief onderzoek, en dat kan ik begrijpen. Maar bij kinderen is er volgens mij geen aanleiding voor wat voor preventief onderzoek. Dus waarom?

Toch ga ik het formulier maar invullen. Zo neutraal mogelijk, dat wel. En ik zal ook mee gaan naar het fysieke onderzoek, en eventuele vragen ook daar zo neutraal mogelijk beantwoorden. Als de antwoorden dan ergens rond gaan slingeren, staat er niets belastends bij, en kan ook niet beweerd worden dat ik niet mee wilde werken. En overheidsdienaren met overdreven goede bedoelingen zullen er geen aanleiding in vinden om in te grijpen.

Maar lekker zit het me niet.

04 september, 2014

Bij het afscheid van Henk Cornelissen

Vandaag neemt Henk Cornelissen afscheid als directeur van het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners, het LSA. Jarenlang stond hij aan het roer van de organisatie en in die periode is er veel bereikt. Een mooi eerbetoon kwam vanochtend langs op twitter, waar GroenLinks Lelystad liet weten dat ook de gemeente Lelystad werk gaat maken van buurtrechten. Zo te lezen gaat het in Lelystad als overal in het land: moeizaam.

Buurtrechten zijn een dilemma voor het lokaal bestuur. Altijd de worsteling met de legitimatievraag. Want spreken de burgers die iets willen doen in en voor hun buurt wel namens voldoende burgers? En lastig is het ook, als de goede dingen van de straat komen, in plaats van uit het stadhuis. Volksvertegenwoordigers willen graag waar maken waarom ze in de raad zitten, en buurtrechten vragen van de raad nou juist om het initiatief aan de buurt te laten.

Het zijn die twee dilemma's waar het LSA de afgelopen jaren tegen aan liep. Het bestuur is enthousiast als bewoners actief worden, maar vindt het lastig als die bewoners dingen tot stand willen brengen die niet hoog op de eigen bestuurlijke agenda staan. Het bestuur vindt het lastig als bewonersinitiatieven de bestuurlijke legitimatie aan de orde stellen. Want zo kun je het ook zien. Het bestuur kan een initiatief van bewoners zo maar ervaren als een eigen gemiste kans. Waarom hebben bestuurders en ambtenaren niet zelf gezien wat de wens van burgers in een buurt is? Vertegenwoordigen en dienen ze de burger dan wel goed? Dan toch liever de vraag gesteld of die Actieve bewoners wel voldoende achterban hebben.

Henk Cornelissen heeft zich al die jaren niet zo veel aangetrokken van de gevoeligheid van bestuurders en ambtenaren. Toen het LSA begon, stond de A voor Achterstandswijken. Achterstandswijken waar overheden zich druk over gingen maken met Opzoomeren, Sociale Vernieuwing en wat al niet. Vol goede bedoelingen, maar veel vaker over burgers, dan met burgers. Burgers in achterstandswijken die zelf ook ideeën hebben, en vaak ook het vermogen om die uit te voeren. Maar als die ideeën en inzet niet samenvielen met de agenda's van wethouders en corporatiedirecteur, vaak het lid op de neus kregen en lastig werden gevonden. Henk Cornelissen gooide dan de beuk erin. Niet altijd even subtiel, maar wel duidelijk. En met resultaat, dus. Nu nog in Amsterdam!